Arbeid door en voor zieken in 1912 begonnen door Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen
Hoe heerlijk zouden onze dagen gevuld zijn, zo we ze alleen gebruikten om de Heer te verheerlijken.
Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen
Een terugblik, geschreven bij het 50 jarig bestaan in 1962.
Zonnewende: geboren uit lijden
Nu het bestuur van Zonnewende iets gaat meedelen over de arbeid van de
'VIJFTIGJARIGE', nemen wij graag iets over van wat Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen
heeft geschreven of gesproken.
De grondslag van dit werk is: Jezus Christus, Gods Zoon.
Het doel van Zonnewende: Vanuit dit beginsel troosten, bemoedigen en tot
Christus leiden.
Freule Calkoen, die de oprichtster en stuwkracht van Zonnewende was, bleef
altijd bescheiden op de achtergrond. Gedreven door de liefde van Christus
gaf zij zich aan zieken, invaliden en eenzamen. Zo blijft zij voor ons een
voorbeeld.
In Zonnewende zijn we allen gelijk. Juist de leidinggevenden, zoals
bestuursleden en leid(st)ers moeten het voorbeeld van de Meester volgen. Hij
deed slavenwerk, toen Hij Zich boog en de voeten van de discipelen waste. Hij,
de Zoon van God, heeft gezegd: 'De Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te
laten dienen, maar om te dienen en Zijn Leven te geven als een losprijs voor
velen' (Matth. 20 : 28).
De eerste voorwaarde die de Heer Jezus stelt voor het volgen van Hem is:
zelfverloochening. Naar dit woord luisterde en handelde onze Freule Calkoen en
daardoor blijft zij spreken, ook na haar heengaan op 20 juli 1941. Daarover
schreef haar zuster, Mevrouw J. van Tuyl van Zuylen-Calkoen, voor de
Zonnewendegroet in 1914: 'Er ging altijd veel van haar uit en de talrijke
brieven, die ik na het overlijden van mijn lieve zuster ontving, spreken met
bewondering over haar hoogstaand karakter, haar sterk geloof en haar liefde tot
de naaste. Daarbij gevoegd haar grote eenvoud en haar bijzonder teer geweten,
dit alles zal maken, dat men haar niet zal vergeten. Voor mij persoonlijk is het
gemis groot; haar ernstige en toch opgewekte natuur maakt haar ook voor mij
onvergetelijk.
Onze jongste broer overleed op 34-jarige leeftijd, tengevolge van een ongeval
met zijn paard na een lijden van 4 maanden (zijn ruggengraat was gebroken, zijn
benen verlamd). In deze tijd is zijn geloof zeer versterkt, waarvan hij getuigde
tegenover zijn vrienden en familieleden. Deze treurige gebeurtenis werd
aanleiding voor mijn zuster tot het oprichten van 'Zonnewende'.'
Zonnewende's ontstaan, doel en ontwikkeling
Het was eind 1910 of begin 1911, dat ik in 'Le Refuge', het blad der Waalse
kerken, twee stukken las over Adèle Kamm. Ds. Richard beschreef daarin haar
lijden en sterven, en de vereniging 'Les Coccinelles' (onze lieveheersbeestjes),
die zij in Zwitserland had opgericht, welke ten doel heeft zieken door
onderlinge correspondentie te steunen en te troosten. Adèle Kamm had een groot
geloof en zij was een krachtige steun voor de haar omringenden. Zelf had ik kort
tevoren door het lijden van mijn broer ondervonden hoe groot de kracht is, die
uitgaat van een zieke die met sterk geloof blijmoedig zijn lijden draagt. Die
beschrijving van Adèle Kamm trof mij dus bijzonder en voortdurend dacht ik dat
een briefwisseling tussen zieken, zoals in Zwitserland bestond. ook in Nederland
aan vele lijdenden genoegen zou kunnen verschaffen en troost brengen.
Bij een bezoek aan Den Haag werd ik door een vriendin in de gelegenheid gesteld
kennis te maken met Ds. Groeneweg, toen Predikant-directeur van het Diaconessenhuis,
aan wie ik 'Le Refuge' liet lezen. De beschrijving van het werk van Adèle Kamm
trok hem zeer aan, maar in plaats dat hij - zoals ik verwachtte - zei: 'Dat zal
ik hier beginnen', zei Ds. Groeneweg: 'Dat moet u doen!' Ik schrok toen ik dit
hoorde. Aan deze mogelijkheid had ik niet gedacht en ik voelde mij er toen ook
niet toe in staat. Ds. Groeneweg zei daarop: 'Ik zaI u helpen' en heeft zelf
enige malen geschreven om de oprichting van een bond voor zieken aan te bevelen.
Daarna leerde ik Mej. E. Lammerink kennen, die in Zwitserland deel had
uitgemaakt van een bond voor zieken. Mej. Lammerink had het door Adèle Kamm
geschreven boekje 'Blijmoedig in het lijden' in het Nederlands vertaald. Het
werd in de zomer van 1912 gedrukt. In het voorwoord werd aan zieken, die met
andere zieken wensten te corresponderen, verzocht hiervan kennis te geven aan
Ds. Groeneweg, Mej. Lammerink of Jonkvrouw Calkoen.
Enige zieken meldden zich aan en de eerste brief werd in onze schriften oktober
1912 door Ds. Keers geschreven.
Onze vereniging, die op voorstel van Ds. Keers, de naam 'Zonnewende' ontving,
heeft zich voortdurend uitgebreid. Heerlijke troostwoorden zijn zo van het ene
ziekbed naar het andere gegaan. Veel geloof heeft zieken onderling mogen
sterken; een band van liefde en vriendschap is ontstaan en menige zonnestraal
heeft het lijden lichter te dragen gemaakt. We zijn niet allen van dezelfde
'richting', zoals men het noemt, maar het lijden brengt zeer na tot elkander.
Wij hebben veel van elkaar geleerd en allen willen God en Christus
verheerlijken, ook waar de weg moeilijk en het lijden zwaar is.
Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen.
Bij het 25-jarig jubileum werd een vraaggesprek met Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen
door Mevrouw A. van Hoogstraten-Schoch opgenomen in het weekblad 'Timotheüs'.
Daarin zegt Freule Calkoen o.a. over haar broer: 'Men zou zich kunnen
voorstellen, dat in zo'n ziekenkamer niet alleen duldeloos moreel geleden werd,
maar ook gemurmureerd. U kunt het zich niet voorstellen hoe de stemming in deze
ziekenkamer was. Er waren dagen dat de innerlijke vreugde uit zijn ogen straalde
en hij vol dank en bewondering was voor de verpleging. God had Zijn hand op dit
jonge mensenkind gelegd en in zijn ziekte hoorde hij als opnieuw van Christus
door de zuster die hem verpleegde. Aan vele bekenden en vrienden heeft hij
verteld van de verandering die in zijn hart had plaats gegrepen'. Overgaande op
het werk van Adèle Kamm en zo op Zonnewende, zegt de oprichtster: 'Er zijn
mensen die deze tak van arbeid niet kunnen begrijpen. Ze weten niet dat de ene
zieke zoveel voor een ander kan zijn'.
In 1935 heb ik mijn ontslag moeten nemen als hoofdleidster van het werk.
Mejuffrouw Tr. de Pijper te Alphen aan de Rijn heeft mijn plaats ingenomen. Daar
zij zelf ziek is geweest, verstaat zij deze arbeid en zie ik met grote
dankbaarheid naar mijn plaatsvervangster, die met zoveel liefde en toewijding
deze arbeid doet'.
Na lang praten komt Mevr. Van Hoogstraten-Schoch tot de zakelijke kant en
zegt o.a.: 'Ik weet genoeg van dat soort werk af om te begrijpen dat al deze
arbeid zonder grondige steun niet mogelijk is'. 'Maar we hebben een gironummer,
u moet niet denken dat we geen contribuanten hebben' , zegt de stichtster met
een vrolijk gezicht. 'De zieken betalen de portikosten zoveel mogelijk zelf en
dan zijn er nog heel bijzondere mensen die ook helpen met de uitgave van de
Zondagsgroeten. Misschien wil hij, die het mogelijk maakt, het wel niet weten…'
Freule Calkoen begrijpt de vragende blik van Mevr. Van Hoogstraten-Schoch en
zegt dan heel eenvoudig: 'Vindt u het zo vreemd als iemand die bijgewoond en
gezien heeft wat mij ten deel viel, iets van hetgeen God haar toevertrouwde voor
het werk, dat haar opgedragen werd, gebruikt? Dat is toch heel gewoon'.
Dan begrijpt de vraagster en schrijft verder daarover: 'Achter dit werk met
zijn zegenrijke invloed zit de herinnering aan het ziekbed van een die met beide
handen zijn kruis aanvaardde, en met een glimlach de kelk van het lijden aan de
lippen zette. Achter dit werk zit het eenvoudig aanvaarden van een opdracht, die
iemand op de ziel werd gebonden. God zegene Zonnewende en allen die het steunen
en allen die door hun arbeid elkaar mogen steunen en sterken'.
Uit een brief van wijlen Ds. W.A. Keers (in oude spelling gelaten)
Utrecht, 18 October 1912
Den Lezers heil!
Allereerst wit ik hier een woord van hartelijken dank uiten voor de moeite en
zorg van het Comité, dat den weg tot onze correspondentie gebaand heeft. Door
het lezen van 'Blijmoedig in het lijden' heb ik leeren inzien, dat patiënten,
al bekleeden ze geen ambt of betrekking meer, toch nog wel wat voor elkaar
kunnen zijn. Moge 's Heeren zegen rusten op de moeite van bovengenoemd Comité
en op onze briefwisseling, opdat we er door versterkt worden in onze gemeenschap
met den Heer en menig zonnestraaltje er door valle op onzen weg!
Ik geef in overweging, dat ieder in enkele woorden meedeele, wie hij is en
zoo mogelijk ook, waaraan hij lijdt. Al kunnen we niet aan elkaar voorgesteld
worden, 't is toch wenschelijk dat we iets van elkaar weten. Me dunkt, onze
correspondentie zal daardoor een intiemer karakter dragen.
Ik begin nu maar vast met mezelf. Ik ben geboren in 1868 en nu 44 jaar oud.
Van 1892 tot 1907 ben ik Herv. predikant geweest te Veere en 's Heer
Arendskerke, beide in Zeeland. In laatstgenoemd jaar werd ik door een toenemende
verlamming gedwongen emeritaat aan te vragen. Ruim vijf jaar woon ik nu met mijn
vrouw en 4 kinderen (een vijfde ging vroeg naar den hemel) hier in Utrecht. Ik
kan nu loopen noch staan meer, maar heb, Gode zij dank, nooit pijn en gevoel me
over 't geheel zeer wel. Mijn geestvermogens zijn tot mijn groote blijdschap en
dankbaarheid ongestoord en al gaat ook het schrijven minder goed dan vroeger,
toch hoop ik dat mijn schrift nog leesbaar wezen zal.
Bij gunstig weer ga ik iederen middag een poosje uit rijden in een
invalidenwagentje. Vijf jaar geleden, toen ik het pas had, kon ik het nog
gemakkelijk zelf bewegen en maakte ik er aardige tochtjes mee. Nu gaat doorgaans
mijn vrouw of één onzer kinderen mee om te duwen en daardoor het werk wat
lichter voor me te maken. Ik heb waarlijk al meer dan genoeg over mezelf
geschreven. Nog deze mededeeling: Dezen zomer was ik met mijn gezin een poosje
te Zandvoort, waar de zeelucht mij bijzonder opknapte. Evenals hier in Utrecht
ging ik er iederen zondag in mijn wagentje naar de kerk en kwam er vlak voor den
preekstoel te zitten. Enige malen werd ik er zeer gesticht, maar voor den dienst
viel telkens mijn oog op eenige versregels aan den voet van het orgelfront, vlak
tegenover den preekstoel. Ze waren gedicht door den schoonvader van Ds.
Posthumus Meijes, die nu te Zandvoort staat, n.l. door Dr. Schwartz, vroeger
rector aan het gymnasium te Doetinchem, in de laatste periode van zijn
langdurige ziekte, die hem tot rijken zegen was. De aanleiding er toe was de
volgende: Enige jaren geleden verging op de kust van Zandvoort een Noorsch
schip. Met ander hout van het wrak spoelde ook de mast van het schip aan het
strand. Hij werd in enkele groote stukken gezaagd en deze stukken vonden als
pilaren een plaats onder het kerkorgel. Op verzoek van zijn schoonzoon
vervaardigde Dr. Schwartz de regels, die nu in vergulde letters op den voorkant
van het orgel prijken. Ze luiden:
Van 't droef vergane schip d'in storm bezweken mast
draagt thans in 's Heeren huis een Hem gewijden last.
Dus worde wat op aard in ramp en rouw ons treft
een pijler, die ons hart naar 't eeuwig Godshuis heft.
Laat ons als Dr. Schwartz, met Gods hulp onze beproeving tot zulk een pijler
trachten te maken. Dan bereikt God Zijn doel! Met heilbede en vriendelijken
groet voor mijn nieuwe kennissen.
W.A. Keers
Wat betekent Zonnewende voor mij?
Door het geloof in Jezus Christus leerde ik dat het luisteren naar, het
meeleven met, en het meebidden voor zieken, invaliden en anderen mij tot de kern
van blijdschap en vrijheid in mijn Heer en Heiland voert.
Al mijn klagen gaat naar Boven, mijn jubelende dank moet ik doorgeven aan wie ik
tegenkom.
Psalm 19 : 15
Th. van Helden
Na vijftig jaar
Heel goed herinner ik mij nog, dat Zonnewende werd opgericht. Mijn vader was
de eerste briefschrijver en ook de naam Zonnewende is zijn vinding.
Als kind en jonge man heb ik vaak getobd over het waarom. Waarom moet vader
toch geheel invalide zijn? Als predikant zou hij toch veel meer kunnen doen voor
de Heer. Gebeden voor zijn genezing zijn niet verhoord en op het waarom kwam
geen antwoord. Maar in later jaren ben ik steeds duidelijker gaan zien, wat een
stroom van zegen is uitgegaan van dat niet alleen geduldig, maar ook - en dat is
veel moeilijker - blijmoedig gedragen lijden. De verlamming nam steeds toe,
zodat hij tenslotte niets meer zelf kon en met alles geholpen moest worden. Maar
in die meer dan twintig jaar heb ik hem niet één keer horen klagen.
Ook geen breedvoerig praten en uitweiden over zijn ziekte.
Als hij een moeilijke nacht had gehad - het is wat, als je niet makkelijk
ligt en je kunt zelf geen arm of been verleggen - en ik 's morgens kwam om hem
uit bed in zijn rolstoel te tillen en vroeg: 'Goed geslapen, Vader?' dan was het
antwoord: 'Dank je, jij ook?' en verder geen woord over de slechte nacht.
Hij was de vrolijkste bij ons thuis. Ondanks ziekte en financiële zorgen,
waarin wij menigmaal Gods reddende hand wonderbaar hebben ervaren, hadden we een
thuis met een opgewekte, blijde, Christelijke sfeer, veel meer dan in menig
huis, waar men geen ziekte en zorgen kent. Niet, dat vader altijd sprak over het
geloof dat hem die kracht en blijmoedigheid gaf; hij mocht erg graag grappen
maken en moppen vertellen. Maar daar ging veel meer van uit dan van veel
stichtelijke woorden. De mensen zeiden: 'Als dominee kon hij goed preken, maar
dit is de beste preek'. Wat is daar veel zegen van uitgegaan! Veel meer, dan
wanneer hij gezond zou zijn geweest en als predikant had kunnen werken!
Zegen in ons gezin, waar mijn moeder hem niet alleen verzorgde met liefde,
zichzelf volkomen wegcijferend, maar ook geheel eens geestes met hem was. Zegen
ook naar buiten. Er kwamen altijd veel mensen bij ons, vooral ook jongeren,
waaronder veel studenten. Velen van hen denken nu na vijftig jaar nog aan wat
zij hebben ontvangen in mijn ouderlijk huis door het blijmoedig gedragen lijden
van mijn vader.
En wat wij kinderen hebben meegekregen is meer dan ik zeggen kan. En we
hebben het moeten doorgeven ook. Mijn broer en ik als predikant en misschien nog
veel meer mijn voor twee jaar overleden zuster als plantersvrouw in Indië, door
Hollandse jongens en door veel Indonesiërs 'moeder' genoemd.
In de ruim veertig jaar, dat ik als predikant gewerkt heb, heb ik zeldzaam
veel zegen op mijn werk gehad. Dat komt door wat ik mee gekregen heb uit het
ouderlijk huis met een blijmoedig lijdende vader.
En nog altijd heeft ziekenbezoek de liefde van mijn hart.
Ik schrijf dit niet om mijn vader te verheerlijken dat zou niet in zijn geest
zijn maar voor zieken, die niet kunnen werken en misschien denken dat hun leven
nutteloos is. Wanneer u met Christus, die voor ons het zwaarste lijden gedragen
heeft, uw lijden blijmoedig draagt, dan gaat er zonder dat u het zelf merkt,
zegen van uit, die doorwerkt, misschien wel langer dan vijftig jaar!
B. Keers