MENU

❝ De Here is uw Bewaarder. ❞

∼ Psalm 121:5a ∼

❝ De Here is uw Bewaarder. ❞

∼ Psalm 121:5a ∼

❝ De Here is uw Bewaarder. ❞

∼ Psalm 121:5a ∼
Beeld  |  Chris Nijp

Stichting Zonnewende

Ontstaan

  Arbeid door en voor zieken in 1912 begonnen door Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen  

Hoe heerlijk zouden onze dagen gevuld zijn, zo we ze alleen gebruikten om de Heer te verheerlijken.

Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen

Een terugblik, geschreven bij het 50 jarig bestaan in 1962.

Zonnewende: geboren uit lijden

Nu het bestuur van Zonnewende iets gaat meedelen over de arbeid van de 'VIJFTIGJARIGE', nemen wij graag iets over van wat Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen heeft geschreven of gesproken.
De grondslag van dit werk is: Jezus Christus, Gods Zoon.
Het doel van Zonnewende: Vanuit dit beginsel troosten, bemoedigen en tot Christus leiden.
Freule Calkoen, die de oprichtster en stuwkracht van Zonnewende was, bleef altijd bescheiden op de achtergrond. Gedreven door de liefde van Christus gaf zij zich aan zieken, invaliden en eenzamen. Zo blijft zij voor ons een voorbeeld.
In Zonnewende zijn we allen gelijk. Juist de leidinggevenden, zoals bestuursleden en leid(st)ers moeten het voorbeeld van de Meester volgen. Hij deed slavenwerk, toen Hij Zich boog en de voeten van de discipelen waste. Hij, de Zoon van God, heeft gezegd: 'De Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en Zijn Leven te geven als een losprijs voor velen' (Matth. 20 : 28).
De eerste voorwaarde die de Heer Jezus stelt voor het volgen van Hem is: zelfverloochening. Naar dit woord luisterde en handelde onze Freule Calkoen en daardoor blijft zij spreken, ook na haar heengaan op 20 juli 1941. Daarover schreef haar zuster, Mevrouw J. van Tuyl van Zuylen-Calkoen, voor de Zonnewendegroet in 1914: 'Er ging altijd veel van haar uit en de talrijke brieven, die ik na het overlijden van mijn lieve zuster ontving, spreken met bewondering over haar hoogstaand karakter, haar sterk geloof en haar liefde tot de naaste. Daarbij gevoegd haar grote eenvoud en haar bijzonder teer geweten, dit alles zal maken, dat men haar niet zal vergeten. Voor mij persoonlijk is het gemis groot; haar ernstige en toch opgewekte natuur maakt haar ook voor mij onvergetelijk.
Onze jongste broer overleed op 34-jarige leeftijd, tengevolge van een ongeval met zijn paard na een lijden van 4 maanden (zijn ruggengraat was gebroken, zijn benen verlamd). In deze tijd is zijn geloof zeer versterkt, waarvan hij getuigde tegenover zijn vrienden en familieleden. Deze treurige gebeurtenis werd aanleiding voor mijn zuster tot het oprichten van 'Zonnewende'.'

Zonnewende's ontstaan, doel en ontwikkeling

Het was eind 1910 of begin 1911, dat ik in 'Le Refuge', het blad der Waalse kerken, twee stukken las over Adèle Kamm. Ds. Richard beschreef daarin haar lijden en sterven, en de vereniging 'Les Coccinelles' (onze lieveheersbeestjes), die zij in Zwitserland had opgericht, welke ten doel heeft zieken door onderlinge correspondentie te steunen en te troosten. Adèle Kamm had een groot geloof en zij was een krachtige steun voor de haar omringenden. Zelf had ik kort tevoren door het lijden van mijn broer ondervonden hoe groot de kracht is, die uitgaat van een zieke die met sterk geloof blijmoedig zijn lijden draagt. Die beschrijving van Adèle Kamm trof mij dus bijzonder en voortdurend dacht ik dat een briefwisseling tussen zieken, zoals in Zwitserland bestond. ook in Nederland aan vele lijdenden genoegen zou kunnen verschaffen en troost brengen.
Bij een bezoek aan Den Haag werd ik door een vriendin in de gelegenheid gesteld kennis te maken met Ds. Groeneweg, toen Predikant-directeur van het Diaconessenhuis, aan wie ik 'Le Refuge' liet lezen. De beschrijving van het werk van Adèle Kamm trok hem zeer aan, maar in plaats dat hij - zoals ik verwachtte - zei: 'Dat zal ik hier beginnen', zei Ds. Groeneweg: 'Dat moet u doen!' Ik schrok toen ik dit hoorde. Aan deze mogelijkheid had ik niet gedacht en ik voelde mij er toen ook niet toe in staat. Ds. Groeneweg zei daarop: 'Ik zaI u helpen' en heeft zelf enige malen geschreven om de oprichting van een bond voor zieken aan te bevelen.
Daarna leerde ik Mej. E. Lammerink kennen, die in Zwitserland deel had uitgemaakt van een bond voor zieken. Mej. Lammerink had het door Adèle Kamm geschreven boekje 'Blijmoedig in het lijden' in het Nederlands vertaald. Het werd in de zomer van 1912 gedrukt. In het voorwoord werd aan zieken, die met andere zieken wensten te corresponderen, verzocht hiervan kennis te geven aan Ds. Groeneweg, Mej. Lammerink of Jonkvrouw Calkoen.
Enige zieken meldden zich aan en de eerste brief werd in onze schriften oktober 1912 door Ds. Keers geschreven.
Onze vereniging, die op voorstel van Ds. Keers, de naam 'Zonnewende' ontving, heeft zich voortdurend uitgebreid. Heerlijke troostwoorden zijn zo van het ene ziekbed naar het andere gegaan. Veel geloof heeft zieken onderling mogen sterken; een band van liefde en vriendschap is ontstaan en menige zonnestraal heeft het lijden lichter te dragen gemaakt. We zijn niet allen van dezelfde 'richting', zoals men het noemt, maar het lijden brengt zeer na tot elkander. Wij hebben veel van elkaar geleerd en allen willen God en Christus verheerlijken, ook waar de weg moeilijk en het lijden zwaar is.

Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen.


Bij het 25-jarig jubileum werd een vraaggesprek met Jonkvrouwe M.C.W. Calkoen door Mevrouw A. van Hoogstraten-Schoch opgenomen in het weekblad 'Timotheüs'. Daarin zegt Freule Calkoen o.a. over haar broer: 'Men zou zich kunnen voorstellen, dat in zo'n ziekenkamer niet alleen duldeloos moreel geleden werd, maar ook gemurmureerd. U kunt het zich niet voorstellen hoe de stemming in deze ziekenkamer was. Er waren dagen dat de innerlijke vreugde uit zijn ogen straalde en hij vol dank en bewondering was voor de verpleging. God had Zijn hand op dit jonge mensenkind gelegd en in zijn ziekte hoorde hij als opnieuw van Christus door de zuster die hem verpleegde. Aan vele bekenden en vrienden heeft hij verteld van de verandering die in zijn hart had plaats gegrepen'. Overgaande op het werk van Adèle Kamm en zo op Zonnewende, zegt de oprichtster: 'Er zijn mensen die deze tak van arbeid niet kunnen begrijpen. Ze weten niet dat de ene zieke zoveel voor een ander kan zijn'.
In 1935 heb ik mijn ontslag moeten nemen als hoofdleidster van het werk. Mejuffrouw Tr. de Pijper te Alphen aan de Rijn heeft mijn plaats ingenomen. Daar zij zelf ziek is geweest, verstaat zij deze arbeid en zie ik met grote dankbaarheid naar mijn plaatsvervangster, die met zoveel liefde en toewijding deze arbeid doet'.
Na lang praten komt Mevr. Van Hoogstraten-Schoch tot de zakelijke kant en zegt o.a.: 'Ik weet genoeg van dat soort werk af om te begrijpen dat al deze arbeid zonder grondige steun niet mogelijk is'. 'Maar we hebben een gironummer, u moet niet denken dat we geen contribuanten hebben' , zegt de stichtster met een vrolijk gezicht. 'De zieken betalen de portikosten zoveel mogelijk zelf en dan zijn er nog heel bijzondere mensen die ook helpen met de uitgave van de Zondagsgroeten. Misschien wil hij, die het mogelijk maakt, het wel niet weten…' Freule Calkoen begrijpt de vragende blik van Mevr. Van Hoogstraten-Schoch en zegt dan heel eenvoudig: 'Vindt u het zo vreemd als iemand die bijgewoond en gezien heeft wat mij ten deel viel, iets van hetgeen God haar toevertrouwde voor het werk, dat haar opgedragen werd, gebruikt? Dat is toch heel gewoon'.
Dan begrijpt de vraagster en schrijft verder daarover: 'Achter dit werk met zijn zegenrijke invloed zit de herinnering aan het ziekbed van een die met beide handen zijn kruis aanvaardde, en met een glimlach de kelk van het lijden aan de lippen zette. Achter dit werk zit het eenvoudig aanvaarden van een opdracht, die iemand op de ziel werd gebonden. God zegene Zonnewende en allen die het steunen en allen die door hun arbeid elkaar mogen steunen en sterken'.


Uit een brief van wijlen Ds. W.A. Keers (in oude spelling gelaten)

Utrecht, 18 October 1912

Den Lezers heil!
Allereerst wit ik hier een woord van hartelijken dank uiten voor de moeite en zorg van het Comité, dat den weg tot onze correspondentie gebaand heeft. Door het lezen van 'Blijmoedig in het lijden' heb ik leeren inzien, dat patiënten, al bekleeden ze geen ambt of betrekking meer, toch nog wel wat voor elkaar kunnen zijn. Moge 's Heeren zegen rusten op de moeite van bovengenoemd Comité en op onze briefwisseling, opdat we er door versterkt worden in onze gemeenschap met den Heer en menig zonnestraaltje er door valle op onzen weg!
Ik geef in overweging, dat ieder in enkele woorden meedeele, wie hij is en zoo mogelijk ook, waaraan hij lijdt. Al kunnen we niet aan elkaar voorgesteld worden, 't is toch wenschelijk dat we iets van elkaar weten. Me dunkt, onze correspondentie zal daardoor een intiemer karakter dragen.
Ik begin nu maar vast met mezelf. Ik ben geboren in 1868 en nu 44 jaar oud. Van 1892 tot 1907 ben ik Herv. predikant geweest te Veere en 's Heer Arendskerke, beide in Zeeland. In laatstgenoemd jaar werd ik door een toenemende verlamming gedwongen emeritaat aan te vragen. Ruim vijf jaar woon ik nu met mijn vrouw en 4 kinderen (een vijfde ging vroeg naar den hemel) hier in Utrecht. Ik kan nu loopen noch staan meer, maar heb, Gode zij dank, nooit pijn en gevoel me over 't geheel zeer wel. Mijn geestvermogens zijn tot mijn groote blijdschap en dankbaarheid ongestoord en al gaat ook het schrijven minder goed dan vroeger, toch hoop ik dat mijn schrift nog leesbaar wezen zal.
Bij gunstig weer ga ik iederen middag een poosje uit rijden in een invalidenwagentje. Vijf jaar geleden, toen ik het pas had, kon ik het nog gemakkelijk zelf bewegen en maakte ik er aardige tochtjes mee. Nu gaat doorgaans mijn vrouw of één onzer kinderen mee om te duwen en daardoor het werk wat lichter voor me te maken. Ik heb waarlijk al meer dan genoeg over mezelf geschreven. Nog deze mededeeling: Dezen zomer was ik met mijn gezin een poosje te Zandvoort, waar de zeelucht mij bijzonder opknapte. Evenals hier in Utrecht ging ik er iederen zondag in mijn wagentje naar de kerk en kwam er vlak voor den preekstoel te zitten. Enige malen werd ik er zeer gesticht, maar voor den dienst viel telkens mijn oog op eenige versregels aan den voet van het orgelfront, vlak tegenover den preekstoel. Ze waren gedicht door den schoonvader van Ds. Posthumus Meijes, die nu te Zandvoort staat, n.l. door Dr. Schwartz, vroeger rector aan het gymnasium te Doetinchem, in de laatste periode van zijn langdurige ziekte, die hem tot rijken zegen was. De aanleiding er toe was de volgende: Enige jaren geleden verging op de kust van Zandvoort een Noorsch schip. Met ander hout van het wrak spoelde ook de mast van het schip aan het strand. Hij werd in enkele groote stukken gezaagd en deze stukken vonden als pilaren een plaats onder het kerkorgel. Op verzoek van zijn schoonzoon vervaardigde Dr. Schwartz de regels, die nu in vergulde letters op den voorkant van het orgel prijken. Ze luiden:
Van 't droef vergane schip d'in storm bezweken mast
draagt thans in 's Heeren huis een Hem gewijden last.
Dus worde wat op aard in ramp en rouw ons treft
een pijler, die ons hart naar 't eeuwig Godshuis heft.
Laat ons als Dr. Schwartz, met Gods hulp onze beproeving tot zulk een pijler trachten te maken. Dan bereikt God Zijn doel! Met heilbede en vriendelijken groet voor mijn nieuwe kennissen.

W.A. Keers


Wat betekent Zonnewende voor mij?

Door het geloof in Jezus Christus leerde ik dat het luisteren naar, het meeleven met, en het meebidden voor zieken, invaliden en anderen mij tot de kern van blijdschap en vrijheid in mijn Heer en Heiland voert.
Al mijn klagen gaat naar Boven, mijn jubelende dank moet ik doorgeven aan wie ik tegenkom.

Psalm 19 : 15
Th. van Helden


Na vijftig jaar

Heel goed herinner ik mij nog, dat Zonnewende werd opgericht. Mijn vader was de eerste briefschrijver en ook de naam Zonnewende is zijn vinding.
Als kind en jonge man heb ik vaak getobd over het waarom. Waarom moet vader toch geheel invalide zijn? Als predikant zou hij toch veel meer kunnen doen voor de Heer. Gebeden voor zijn genezing zijn niet verhoord en op het waarom kwam geen antwoord. Maar in later jaren ben ik steeds duidelijker gaan zien, wat een stroom van zegen is uitgegaan van dat niet alleen geduldig, maar ook - en dat is veel moeilijker - blijmoedig gedragen lijden. De verlamming nam steeds toe, zodat hij tenslotte niets meer zelf kon en met alles geholpen moest worden. Maar in die meer dan twintig jaar heb ik hem niet één keer horen klagen.
Ook geen breedvoerig praten en uitweiden over zijn ziekte.
Als hij een moeilijke nacht had gehad - het is wat, als je niet makkelijk ligt en je kunt zelf geen arm of been verleggen - en ik 's morgens kwam om hem uit bed in zijn rolstoel te tillen en vroeg: 'Goed geslapen, Vader?' dan was het antwoord: 'Dank je, jij ook?' en verder geen woord over de slechte nacht.
Hij was de vrolijkste bij ons thuis. Ondanks ziekte en financiële zorgen, waarin wij menigmaal Gods reddende hand wonderbaar hebben ervaren, hadden we een thuis met een opgewekte, blijde, Christelijke sfeer, veel meer dan in menig huis, waar men geen ziekte en zorgen kent. Niet, dat vader altijd sprak over het geloof dat hem die kracht en blijmoedigheid gaf; hij mocht erg graag grappen maken en moppen vertellen. Maar daar ging veel meer van uit dan van veel stichtelijke woorden. De mensen zeiden: 'Als dominee kon hij goed preken, maar dit is de beste preek'. Wat is daar veel zegen van uitgegaan! Veel meer, dan wanneer hij gezond zou zijn geweest en als predikant had kunnen werken!
Zegen in ons gezin, waar mijn moeder hem niet alleen verzorgde met liefde, zichzelf volkomen wegcijferend, maar ook geheel eens geestes met hem was. Zegen ook naar buiten. Er kwamen altijd veel mensen bij ons, vooral ook jongeren, waaronder veel studenten. Velen van hen denken nu na vijftig jaar nog aan wat zij hebben ontvangen in mijn ouderlijk huis door het blijmoedig gedragen lijden van mijn vader.
En wat wij kinderen hebben meegekregen is meer dan ik zeggen kan. En we hebben het moeten doorgeven ook. Mijn broer en ik als predikant en misschien nog veel meer mijn voor twee jaar overleden zuster als plantersvrouw in Indië, door Hollandse jongens en door veel Indonesiërs 'moeder' genoemd.
In de ruim veertig jaar, dat ik als predikant gewerkt heb, heb ik zeldzaam veel zegen op mijn werk gehad. Dat komt door wat ik mee gekregen heb uit het ouderlijk huis met een blijmoedig lijdende vader.
En nog altijd heeft ziekenbezoek de liefde van mijn hart.
Ik schrijf dit niet om mijn vader te verheerlijken dat zou niet in zijn geest zijn maar voor zieken, die niet kunnen werken en misschien denken dat hun leven nutteloos is. Wanneer u met Christus, die voor ons het zwaarste lijden gedragen heeft, uw lijden blijmoedig draagt, dan gaat er zonder dat u het zelf merkt, zegen van uit, die doorwerkt, misschien wel langer dan vijftig jaar!

B. Keers